1. Wat is een uitstrijkje?
Het uitstrijkje (of PAP-test) is een eenvoudig onderzoek om baarmoederhalskanker en voorstadia daarvan zo vroeg mogelijk op te sporen. Bij een uitstrijkje worden cellen afgenomen van het slijmvlies op de grens van baarmoederhals en baarmoedermond. In het laboratorium onderzoekt men of de cellen afwijken van normale cellen. Het uitstrijkje wordt gemaakt bij klachten en in het kader van de voortijdige opsporing van baarmoederhalskanker (screening of bevolkingsonderzoek). Met het uitstrijkje zijn namelijk ook veranderingen aan de baarmoederhals te ontdekken als er nog géén klachten zijn.
Bijlage 136
2. Waarom worden uitstrijkjes gemaakt?
Uitstrijkjes worden gemaakt om te onderzoeken of u een voorstadium van baarmoederhalskanker (of cervixkanker) hebt. Bij een normaal uitstrijkje is de kans op baarmoederhalskanker heel klein. Bij een voorstadium is er een kleine kans dat zich later baarmoederhalskanker ontwikkelt. Een eenvoudige behandeling van zo’n voorstadium kan een grote operatie voor kanker vele jaren later voorkomen. Men schat dat in België jaarlijks 1400 gevallen van baarmoederhalskanker vermeden worden door screening met het klassieke uitstrijkje. Toch zijn er elk jaar nog 700 vrouwen bij wie baarmoederhalskanker vastgesteld wordt. Meer dan een derde zal daaraan ook overlijden. Slechts 59% van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar neemt regelmatig deel aan cervixkankerscreening door middel van een uitstrijkje via hun gynaecoloog of huisarts. Bij de andere 41 % wordt zelden of nooit een uitstrijkje genomen. Bij vrouwen die zich wel laten testen, is er dikwijls sprake van overscreening: in principe volstaat één uitstrijkje per drie jaar terwijl dat nu vaak jaarlijks gebeurt. De interval van drie jaar laat toe om meer dan 90% van de potentieel oncogene (kwaadaardige) letsels op te sporen. Een jaarlijkse frequentie geeft slechts een minieme stijging. (zie ook artikel : Het Humaan Papillomavirus (HPV) en baarmoederhalskanker (of cervixkanker) op gezondheid.be)
3. Bij wie wordt een uitstrijkje gemaakt?
In Vlaanderen wordt aanbevolen dat alle vrouwen van 25 tot 64 jaar zich om de drie jaar laten screenen met een uitstrijkje.
• De eerste keer wordt het uitstrijkje herhaald na één jaar.
• na 65 jaar mag worden gestopt met screenen wanneer men over twee opeenvolgende negatieve uitstrijkjes beschikt.
Via de provinciebesturen subsidieert de Vlaamse overheid de sensibilisatie van vrouwen van 25 tot en met 64 jaar om driejaarlijks een uitstrijkje van de baarmoederhalskanker te laten uitvoeren. Zij kunnen hiervoor terecht bij de huisarts of de gynaecoloog. Klachten van tussentijds bloedverlies, bloederige afscheiding of bloedverlies na gemeenschap (samenleving) kunnen een reden zijn om een extra uitstrijkje te maken, ook op jongere of oudere leeftijd. Vrouwen met HIV lopen een hoger risico op een kwaadaardige evolutie van de cellen en dus op kanker, en moeten minstens jaarlijks een uitstrijkje krijgen.
Soms zal je huisarts voorstellen om het volgende uitstrijkje vroeger te doen. Dat is nodig als er afwijkingen zijn of als het uitstrijkje moeilijk te beoordelen was (zie verder). Als bij herhaling kleine afwijkingen worden vastgesteld, of als er belangrijke afwijkingen zijn, dan zal je huisarts je doorverwijzen naar een gynaecoloog voor verder onderzoek met colcoscopie waarbij de baarmoedermond met een sterk vergrotende loep (colposcoop) wordt bekeken. Zo nodig kan de arts een stukje weefsel wegnemen (biopsie). (zie ook artikel : Gynaecologisch onderzoek , colposcopie en ev behandelingen op gezondheid.be)
4. Wanneer is een uitstrijkje niet aangeraden?
• Totale hysterectomie, Na totale hysterectomie (wegname van de baarmoeder) voor goedaardige aandoeningen worden geen screeningsuitstrijkjes meer afgenomen. Bij hysterectomie omwille van kwaadaardige cellen, wordt geval per geval bekeken of een screening nodig is.
• Wanneer verdachte afwijkingen van het slijmvlies van de baarmoederhals worden vastgsteld, wordt geen uitstrijkje gedaan, maar zal de arts verwijzen naar een gynaecoloog voor een biopsie onder colposcopische controle.
Het uitstrijkje wordt uitgesteld:
• Bij menstruatie of dervings- of doorbraakbloedingen;
• In geval van vaginale ontsteking of infectie
• Bij ernstige genitale atrofie (menopauze). Eerst wordt een korte hormonale substitutietherapie aanbevolen.
• Tijdens zwangerschap en borstvoeding: de screening wordt uitgesteld tot zes maanden na de zwangerschap of borstvoeding.
• Bij recent gebruik van ontsmettingscrème of -vloeistof, glijmiddel, vaginale medicatie (minder dan 48 uren voordien),
vaginale douche (minder dan 24 uren voordien), voorafgaande colposcopie met azijnzuur (minder dan 24
uren vooraf).
• Ingeval het vorige uitstrijkje minder dan drie maanden geleden heeft plaatsgevonden.
• Wanneer cervixchirurgie minder dan drie maanden geleden
heeft plaatsgevonden: reparatieve veranderingen
aanleiding kunnen geven tot vals-positieve resultaten.
• Bij radiotherapie
5. Hoe wordt een uitstrijkje gemaakt?
U neemt u plaats op een onderzoekstoel met uw benen gespreid. De arts brengt een speculum (eendenbek) in de schede (vagina) in. Hierna wordt het speculum geopend. Zo wordt de baarmoederhals - het onderste deel van de baarmoeder - zichtbaar. Er is meer dan één manier waarop de arts cellen van de baarmoederhals kan weghalen. Het kan onder andere met een houten spatel of een speciaal borsteltje. Vaak worden beide methoden gecombineerd. Na de afname krijgen de cellen een speciale behandeling om hen goed te kunnen onderzoeken. Als het uitstrijkje klaar is, wordt het met de microscoop onderzocht om eventuele vroegtijdige afwijkingen op te sporen.
Bijlage 137
6. Wat voelt u bij het maken van een uitstrijkje?
Over het algemeen is het maken van een uitstrijkje niet pijnlijk, maar het inbrengen van het speculum en het afnemen van de cellen kan wel kortdurend een onaangenaam gevoel geven. Soms bloedt de baarmoederhals na het maken van het uitstrijkje. Dit kan geen kwaad. Het bloedverlies stopt meestal binnen een dag. Een volle blaas of darm geeft soms een vervelend gevoel. Als het speculum geopend wordt, drukt het tegen de blaas en darm aan. Het is daarom verstandig eerst naar het toilet te gaan. Als u nog nooit gemeenschap hebt gehad en ook nooit tampons hebt gebruikt, is het maagdenvlies niet opgerekt. Het maken van een uitstrijkje is dan moeilijk, en veel artsen vinden het dan niet noodzakelijk. Het is belangrijk dat u de tijd vraagt en krijgt om de spieren rond de schede zoveel mogelijk te ontspannen. Sommige vrouwen vinden het plezierig met een spiegel mee te kijken, zodat zij zien hoe de baarmoederhals er uitziet.
7. Wat onderzoekt men bij een uitstrijkje?
Bijlage 138 Normale baarmoederhals (gezien door een speculum)
Bij een uitstrijkje worden de cellen uit de baarmoederhals onderzocht.
De baarmoederhals is bekleed met twee soorten cellen.
• Plaveiselcellen; Dit zijn een soort platte cellen, die de wand van de vagina (schede) en de buitenkant van de baarmoederhals bekleden.
• Endocervicale cellen of cylindercellen; Het kanaaltje in de baarmoederhals naar de binnenkant van de baarmoederholte is bekleed met cellen die slijm maken. Deze cellen van de binnenkant (endo) van de baarmoederhals (cervix) worden endocervicale cellen of cylindercellen genoemd.
Vijf à tien procent van de invasieve cervixcarcinomen is van endocervicale oorsprong. Negentig procent van de tumoren gaat uit van de plaveiselcellen. Bij een uitstrijkje bekijkt men in het laboratorium of beide soorten cellen aanwezig zijn en hoe ze er uitzien. Ook ziet men soms of er aanwijzingen zijn voor een infectie of ontsteking door bacteriën of virussen.