Het endocriene systeem
Om alle organen in ons lichaam goed te laten samenwerken, zijn er twee systemen waarmee organen onderling communiceren, dat wil zeggen boodschappen of signalen uitwisselen.
* het zenuwstelsel; waarbij de hersenen een centrale plaats innemen in het aansturen van tal van organen.
* het endocriene systeem (hormoonsysteem).
Bij het zenuwstelsel bestaan de signalen uit elektrische impulsen, terwijl het endocriene stelsel gebruik maakt van hormonen.
Het menselijk lichaam maakt vele honderden verschillende hormonen. Sommige hormonen zijn daarbij absoluut onmisbaar, zoals het hormoon insuline dat wordt aangemaakt door de alvleesklier en niet of onvoldoende aanwezig is bij diabetes. Het ontbreken van de meeste andere hormonen is niet levensbedreigend, maar veroorzaakt na verloop van tijd wel ziekteverschijnselen.
De hypofyse en de hypothalamus
Een belangrijke klier die meerdere hormonen produceert, is de hypofyse. De hypofyse wordt ook wel hersenaanhangsel genoemd en is een orgaan met de omvang van een erwt. Het bevindt zich aan de onderzijde van het voorste deel van de hersenen. In dit gebied van de hersenen zit ook de hypothalamus, die boven de hypofyse ligt. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en geeft er hormonen aan af. Ook groeihormoon wordt aangemaakt in de hypofyse. In de hypothalamus worden al deze processen gecoördineerd en waar nodig op elkaar afgestemd.
Groeihormonen
Groeihormoon en lengtegroei
Groeihormoon is net als vele andere hormonen een eiwit. Het is een betrekkelijk klein molecuul met een voor eiwitten eenvoudige structuur. Groeihormoon wordt door de hypofyse afgegeven aan de bloedbaan, nadat deze van de bovenliggende hypothalamus het hormoon ‘Growth Hormone Releasing Hormone’ (GHRH) heeft ontvangen. Groeihormoon komt via de bloedbaan in alle delen van het lichaam, inclusief de lever. In de lever wordt onder invloed van groeihormoon een ander hormoon aangemaakt: ‘Insulin-like Growth Factor-1’ (IGF-1). IGF-1 verlaat de lever en komt ook in de bloedbaan terecht. Net als groeihormoon wordt ook IGF-1 via de bloedbaan naar alle delen van het lichaam getransporteerd. Zo komt het ook terecht in de pijpbeenderen van de benen, die het grootste effect op de lengte hebben. Maar ook de groei van de andere botten in het lichaam staat onder invloed van groeihormoon en IGF-1. Een typisch pijpbeen, zoals het dijbeenbot, bestaat uit een midden stuk (diafyse genoemd), twee uiteinden (epifyse genoemd) en twee groeischijven (ook wel epifysairschijven genoemd), die zich tussen diafyse en epifyse bevinden. Kleine pijpbeenderen, zoals vingerkootjes, hebben maar aan één zijde een epifyse met groeischijf. De groeischijven bevinden zich tussen het middenstuk en de beide uiteinden. De groeischijf bestaat uit een aantal lagen kraakbeencellen. Wanneer deze cellen zich vermeerderen, duwen de nieuwe cellen de uiteinden van het bot naar buiten en tegelijk worden de oudere kraakbeencellen omgevormd tot bot. Door groei aan de uiteinden wordt het bot dus steeds langer. Het daartoe benodigde groeihormoon en IGF-1, komen via de bloedvaten in het middenstuk van het bot de pijpbeenderen binnen. Aan het einde van de puberteit neemt, bij meisjes onder invloed van oestrogeen en bij jongens onder invloed van testosteron, de aanwas van nieuwe kraakbeencellen af en stopt geleidelijk het groeiproces in de groeischijf. De uiteinden van het bot en het middenstuk versmelten vervolgens met elkaar tot één geheel. Op röntgenfoto’s is dit proces te volgen door het zien verdwijnen van de donkere zones in de witte botuiteinden.
Bijlage 187
Schematische tekening van de werking van het groeihormoon in het bot
Andere effecten van groeihormoon
Het belangrijkste positieve effect van groeihormoon en IGF-1 is, naast de lengtegroei van de botten, de opbouw van spieren, het instandhouden en versterken van de hartfunctie en het onder controle houden van de vetreserves. Het gaat hierbij vooral om het vet dat zich in de buik verzamelt. Dit vet, in tegenstelling tot vet op andere plaatsen in het lichaam, heeft een slechte invloed op de glucose- en vetstofwisseling. Ook de regulatie van de hoeveelheid vocht in ons lichaam staat onder invloed van groeihormoon. Voor al deze processen zijn overigens ook andere hormonen en vitaminen noodzakelijk. Het is begrijpelijk dat een tekort aan groeihormoon en IGF-1 niet alleen onvoldoende lengtegroei veroorzaakt, maar ook een verstoorde vetstofwisseling met een verhoogd cholesterolgehalte, een vervroegde kans op botontkalking (osteoporose) en hart- en vaatziekten. Ook de nierfunctie is bij een groeihormoontekort veranderd, waardoor de water- en zoutbalans is verstoord. En door een veranderde stofwisseling van de hersenen kunnen een verminderd concentratievermogen en geheugenstoornissen ontstaan. Tekort aan groeihormoon kan dus het algehele welbevinden van het kind of de volwassene negatief beïnvloeden.
De productie van groeihormoon
Groeihormoon werd oorspronkelijk ontdekt als een eiwit in de hypofyse van ratten dat in laboratoriumonderzoek vooral (bot)groei bleek te bevorderen. Vandaar de naam groeihormoon. Dierlijk groeihormoon is bij de mens niet werkzaam, omdat de moleculaire structuur dermate anders is, dat het niet door menselijke receptoren voor groeihormoon wordt herkend. Aanvankelijk werd daarom groeihormoon verkregen uit hypofyseweefsel van overleden mensen. Na zuivering werd dit zogenaamde natieve groeihormoon gebruikt om patiënten met onvoldoende lengtegroei, door een tekort aan groeihormoon, te behandelen. Halverwege de jaren ‘80 van de vorige eeuw werd het mogelijk groeihormoon te produceren met behulp van zogenaamde recombinant-DNA-technieken. Hierbij worden bacteriën of andere niet-menselijke cellen aangezet om op grote schaal menselijk groeihormoon aan te maken. Het groeihormoon dat als medicijn wordt voorgeschreven, is daarom een biosynthetisch product dat dezelfde structuur heeft als menselijk groeihormoon.
Bijlage 188
Zo ziet het groeihormoon eruit.
Groeihormoon als geneesmiddel
Wanneer er een tekort aan groeihormoon is geconstateerd, schrijft de arts een groeihormoonpreparaat voor om het tekort aan te vullen. Dit groeihormoon moet op dezelfde wijze werken als het natuurlijke, van de hypofyse afkomstige groeihormoon en moet dan ook in de bloedbaan terechtkomen. Dit kan niet gebeuren door het innemen van groeihormoon in tabletvorm, want maagzuur en darmsappen zouden het eiwit direct afbreken, waardoor groeihormoon zijn werking al verloren heeft voor het in de bloedsomloop is aangekomen. Daarom moet groeihormoon – net als insuline bij mensen met diabetes – dagelijks (bij voorkeur ’s avonds) worden ingespoten. Het wordt niet direct in de bloedbaan gespoten, maar onder de huid (subcutaan), waar het zich verspreidt en geleidelijk opgenomen wordt door de talloze daar aanwezige bloedvaatjes. Eenmaal opgenomen in het bloed komt het overal in het lichaam waar het nodig is. Hiervoor zijn verschillende toedieningssystemen beschikbaar, zowel met als zonder naald.
Groeihormoon bij kinderen
Groeihormoon bij kinderen
Groeien zien we als iets vanzelfsprekends: ‘Goed eten, dan word je vanzelf groot en sterk!’ Dat groeien een complex proces is, waarin ook wel eens iets mis kan gaan, blijkt pas als uw kind niet volgens plan groeit. Als het ondanks goede voeding en verzorging te klein blijft in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Niet dat er dan direct iets aan de hand hoeft te zijn; de één groeit nu eenmaal sneller dan de ander. Maar houdt het kind een groeiachterstand, dan kan dit een symptoom van een onderliggende ziekte zijn.
Voorwaarden voor een gezonde groei: Voor een gezonde groei heeft een kind voldoende voeding, bepaalde hormonen en een goede verzorging nodig. Wordt aan één van deze voorwaarden niet voldaan, dan kan dat gezondheidsproblemen tot gevolg hebben, die weer van invloed zijn op het groeiproces. Als de oorzaak van de groeiachterstand bijtijds wordt gesignaleerd, is de groeiachterstand meestal goed te behandelen. Daarom is het van belang dat de lengte van een kind regelmatig wordt gemeten tot het volwassen is.
Streeflengte
Met een rekensom op basis van de lengte van de vader en de moeder kan worden bepaald welke lengte een kind zou kunnen bereiken. Dit heet de sreeflengte. De streeflengte zegt alleen iets over de gemiddelde erfelijke aanleg en niet over de eindlengte.
Rekensom:
De lengte van de vader plus de lengte van de moeder.
Tel daarbij 13 op als het een jongen is en trek er 13 af als het een meisje is. Deze 13 centimeter is het gemiddelde lengteverschil tussen jongens en meisjes. Deel dit getal vervolgens door 2. Bij die uitslag moet nog eens 4,5 centimeter worden opgeteld. Deze 4,5 centimeter is de groei die elke nieuwe generatie extra doormaakt: we worden langer dan onze ouders.
Een voorbeeld:
(Voor het gemak rekenen we in centimeters, hieronder afgekort met cm)
Vader is 189 cm, moeder 175 cm. Opgeteld is dat 364 cm. Voor een zoon worden er 13 cm bij opgeteld. Dat maakt 377 cm. Gedeeld door 2 is dit 188,5 cm. Tel daar 4,5 cm bij op, dan is het eindresultaat 193 cm. Als de eindlengte van een zoon negen centimeter meer of minder is, dan is
het binnen dit gezin nog altijd een normale lengte voor hem. De streeflengte ligt dus tussen 184 en 202 cm.
De streeflengte voor een dochter van dit ouderpaar is ook te berekenen.
De twee lengtes van de ouders komen op 364 cm. Trek daar 13 vanaf, dat maakt 351 cm. Gedeeld door twee is dit 175,5 cm.Tel daar 4,5 bij op, dan is het eindresultaat 180 cm. De streeflengte van de dochter van dit ouderpaar ligt tussen 171 en 189 cm.
(Bron; informatiefolder van nvgg.nl)