De ziekte van Hodgkin (Lymfeklierkanker) is een kanker die sinds de jaren '60 goed kan worden behandeld. Talrijke mensen met de ziekte van Hodgkin zijn nog steeds in leven. En dat is zeer bemoedigend, ook al vertonen sommige patiënten verwikkelingen ten gevolge van de behandeling (chemotherapie en radiotherapie).
Oorzaken
De ziekte van Hodgkin is een lymfoom (kanker van het lymfestelsel) waarbij dus de lymfeklieren of weiknopen worden aangetast. Histologisch wordt de ziekte van Hodgkin gekenmerkt door Sternberg-cellen, zeldzame cellen die zeer typisch zijn voor de ziekte. De precieze oorzaken van de ziekte van Hodgkin zijn niet bekend, maar bepaalde virussen zouden een rol kunnen spelen, zoals het Epstein-Barr-virus (dat ook klierkoorts veroorzaakt). De ziekte van Hodgkin tast hoofdzakelijk de weiknopen aan, maar ook de milt, de lever, de longen en het beenmerg kunnen worden aangetast.
De ziekte komt het meest voor tussen de leeftijd van 20 en 40 jaar en na de leeftijd van 60 jaar.
Wanneer raadplegen?
Meestal wordt de ziekte van Hodgkin ontdekt naar aanleiding van het verschijnen van lymfeklieren in de hals of minder vaak in de oksels of de liezen. Algemene tekenen zijn koorts tot 38°C, vermageren en nachtelijk zweten. Die tekenen zijn echter niet specifiek voor de ziekte van Hodgkin, maar moeten zeker worden onderzocht.
Wat gebeurt er bij het onderzoek?
De lymfeklieren die het meest worden aangetast, zijn de lymfeklieren van het mediastinum, het centrale gedeelte van de borstkas. Daarom wordt eerst een röntgenfoto van de borstkas genomen. Een CT-scan is nuttig om de lymfeklieren van het mediastinum en de buik, de lever en de milt te onderzoeken. Een bloedonderzoek kan wijzen op een verhoogde bezinkingssnelheid, wat wijst op een ontstekingsproces. Waar mogelijk (bijv. op een halsklier) moet een biopsie worden uitgevoerd om de ziekte door een histologisch onderzoek te bevestigen.
Welke zijn de behandelingen?
Een ziekte van Hodgkin die beperkt blijft tot de lymfeklieren, kan genezen met radiotherapie. In ernstige gevallen wordt de radiotherapie aangevuld met chemotherapie. In geval van uitzaaiing (naar de lever, de milt, enz.) bestaat de behandeling uit chemotherapie, eventueel aangevuld met radiotherapie.
Meer dan 90% van de gelokaliseerde vormen (de frequentste vormen) en meer dan 60% van de uitgezaaide vormen kunnen worden genezen.
5 tot 10% van de patiënten die genezen, vertoont ernstige laattijdige verwikkelingen, zoals een tweede kanker (acute myeloïde leukemie of een vaste tumor, zoals slokdarmkanker) of een cardiovasculair probleem (hartinfarct). De patiënten kunnen steriel worden; daarom is het aangewezen vóór de aanvang van de chemotherapie sperma op te vangen en te bewaren. Om die laattijdige bijwerkingen tegen te gaan, tracht men nu de behandeling tot het strikte minimum te beperken. De behandeling van de ziekte kan dus nog verbeteren, waarbij moet worden gestreefd naar een minder agressieve behandeling en een nog hoger genezingspercentage.
(bron: e-gezondheid.be)